Liturgie kerkdienst

Onze kerkdienst:

1. Het luiden van de klok, gevolgd door inleidend orgelspel.

2. Na binnenkomst van de kerkenraad volgt een stil gebed. Mannen staan bij het gebed uit eerbied voor God.

3. De predikant spreekt namens de gemeente onze afhankelijkheid van God uit:

Onze hulp is in de Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Die

trouw houdt en eeuwig leeft en niet laat varen de werken Zijner handen. Amen.

(Psalm 124 vers 8 en 138 vers 8)

Daarna groet hij de gemeente met opgeheven handen met Gods zegen:

Genade zij u, en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus de Heere in de

gemeenschap van de Heilige Geest. Amen.

4. We zingen een psalm (de eerste op het wandbord).

5. In de morgendienst laat de dienstdoende ouderling aan de gemeente Gods wil horen door

de Tien Geboden voor te lezen:

Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb. 

  1. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
  2. Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen dat boven in den hemel is, noch van hetgeen dat onder op de aarde is, noch van hetgeen dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden. 
  3.  Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden die Zijn Naam ijdellijk gebruikt. 
  4.  Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven. 
  5.  Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat u de HEERE uw God geeft. 
  6. Gij zult niet doodslaan.
  7. Gij zult niet echtbreken.
  8. Gij zult niet stelen.
  9. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
  10.  Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets dat uws naasten is. 

In de avonddienst leest de dienstdoende ouderling een artikel uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis of een gedeelte uit de Dordtse Leerregels (zie voor deze beide teksten het kopje “Wat belijden wij”.)

6. De ouderling leest een gedeelte voor uit de Bijbel.

7. De predikant bidt namens de gemeente tot God of Hij ons wil helpen in het luisteren naar de preek, of ons leven op God gericht mag worden en voor de zorgen van de gemeente.

8. We zingen een psalm.

9. De predikant gaat nu preken. Hij legt uit wat het gelezen Bijbelgedeelte voor ons betekent.

10. Na het grootste gedeelte van de preek zingen we een psalm. Soms wordt tijdens het zingen opnieuw gecollecteerd.

11. Nu volgt het laatste gedeelte van de preek.

12. De predikant gaat voor in dankgebed.

13. Er worden enkele mededelingen gedaan over het gemeenteleven in de nieuwe week.

14. We zingen nog een psalm.

15.  De predikant legt de zegen van God op de gemeente. Wij gaan hierbij staan.

De HEERE zegene u en behoede u. De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en

zij u genadig. De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede. Amen

(Numeri 6 vers 24-26).

Of:

De genade van onze Heere Jezus Christus, en de liefde van God, en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Amen (2 Korinthe 13 vers 13).

16. De kerkenraad gaat weer weg. Daarna gaan de aanwezige kerkgangers weg.

17. Bij de verschillende uitgangen wordt er gecollecteerd.

18. Uitleidend orgelspel.

NB: Als er geen predikant voorgaat wordt diens taak waargenomen door een ouderling, die een geschreven preek voorleest.